inboette
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·boet·te
Werkwoord
vervoeging van |
---|
inboeten |
inboette
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van inboeten
- ... dat ik inboette.
- ... dat jij inboette.
- ... dat hij, zij, het inboette.
- ... dat ik inboette.