importeert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • im·por·teert

Werkwoord

vervoeging van
importeren

importeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van importeren
    • Jij importeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van importeren
    • Hij importeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van importeren
    • Importeert!