idoliseert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ido·li·seert

Werkwoord

vervoeging van
idoliseren

idoliseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van idoliseren
    • Jij idoliseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van idoliseren
    • Hij idoliseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van idoliseren
    • Idoliseert!