humus
Uiterlijk
- hu·mus
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘teelaarde’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1828 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | humus | |
verkleinwoord |
de humus m
- Humus is het traag afbreekbare deel van de organische stof in de bodem; organische stof is al het dode organische materiaal dat in de bodem aanwezig is.
- Humus is meestal het zwarte van de aarde dat bestaat uit vergane plantenresten.
- Het woord humus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "humus" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "humus" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be