hou
Uiterlijk
- hou
(informeel)
vervoeging van |
---|
houden |
hou
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van houden
- Ik hou.
- gebiedende wijs van houden
- Hou!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van houden
- Hou je?
- ▸ Ik hou nu eenmaal van rituelen en heb door de jaren heen het een en ander overgenomen van de kerken die ik heb bezocht.[1]
- ▸ Ik hou van je, Lot. Geweldig. De angst houdt van mij. Ik hou ook van jou, Lobbes. Ik wil het schrijven. Ik wil het hem écht schrijven. Want de waarheid schrijven is altijd fijn.[2]
- Het woord hou staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hou" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Marion Pauw e.a.“4 wandelaars en een Siciliaan” (2022), The House of Books, ISBN 9789044363340
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 3
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 95 %
- Prevalentie Vlaanderen 94 %