hokkig

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hok·kig
Woordherkomst en -opbouw
  • afleiding van hok met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen hokkig hokkiger hokkigst
verbogen hokkige hokkigere hokkigste
partitief hokkigs hokkigers -

Bijvoeglijk naamwoord

hokkig

  1. klein en benauwd
     Meer dan twintig huizen bezochten we, maar dat droomhuis zat er niet tussen. Te hokkig, aan een te drukke weg, te weinig daglicht, te weinig tuin, te dicht op andere huizen, te weinig parkeerplek in de straat… De reden om een huis niet te kopen was steeds terug te voeren op één ding: ruimte.[1]

Gangbaarheid

74 % van de Nederlanders;
51 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron
    RIANNE SEPERS
    “ (28 mei 2017), De Telegraaf
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be