hijzelf

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hij·zelf
Woordherkomst en -opbouw

Persoonlijk voornaamwoord

hijzelf

  1. versterkte/benadrukte vorm van hij
    • Hijzelf kon niet komen. 
     Niemand had iets verkeerds gedaan, althans niets aantoonbaar verkeerds, hijzelf niet en niemand anders.[1]

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044628142
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be