hielpen af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hiel·pen af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afhelpen

hielpen af

  1. meervoud verleden tijd van afhelpen
    • Wij hielpen af. 
    • Jullie hielpen af. 
    • Zij hielpen af. 


Gangbaarheid