hausmacher
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: hausmacher (hulp, bestand)
Woordafbreking
- haus·ma·cher
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Duits [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hausmacher | hausmachers |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de hausmacher m
- (voeding) soort grove leverworst
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord hausmacher staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ hausmacher op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Roel Lutkenhaus“'Goldrush' voor Tubbergse slagers” (18-09-2012), Tubantia
- ↑ Weblink bron “Verrotte Vruchten: Don Arturo’s gratis vrouwvriendelijke neukseksspecial voor de Boekenweek” (24/03/ 2017), HP de Tijd