handslingers

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hand·slin·gers
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de handslingersmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord handslinger
     De voortbeweging geschiedde met handslingers.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 27 maart 2021 Weblink bron
    Hogenkamp, George J.M.
    “De geschiedenis van de fiets” (1939), N.V. Eerste Nederlandsche Rijwiel- en Machine Fabriek v/h H. Burgers te Deventer, p. 16