handhaaft

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hand·haaft

Werkwoord

vervoeging van
handhaven

handhaaft

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van handhaven
    • Jij handhaaft. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van handhaven
    • Hij handhaaft. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van handhaven
    • Handhaaft!