handboeit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hand·boeit

Werkwoord

vervoeging van
handboeien

handboeit

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van handboeien
    • Jij handboeit. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van handboeien
    • Hij handboeit. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van handboeien
    • Handboeit! 

Gangbaarheid