handboeien

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

handboeien
Uitspraak
Woordafbreking
  • hand·boei·en
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

handboeien

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
handboeien
handboeide
gehandboeid
zwak -d volledig
  1. vastbinden van de polsen met behulp van een handboei

Zelfstandig naamwoord

de handboeienmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord handboei

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be