grol
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- grol
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘grap, frats’ voor het eerst aangetroffen in 1625 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | grol | grollen |
verkleinwoord | grolletje | grolletjes |
Zelfstandig naamwoord
- Aardigheid, gekheid, frats, gril, grap.
Werkwoord
vervoeging van |
---|
grollen |
grol
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grollen
- Ik grol.
- gebiedende wijs van grollen
- Grol!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grollen
- Grol je?
Gangbaarheid
- Het woord grol staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "grol" herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.