grisede
Deens
Woordafbreking
- gri·se·de
Bijvoeglijk naamwoord
- bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van griset
grisede, mv
- onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van griset
Werkwoord
grisede
- verleden tijd van grise
Noors
Woordafbreking
- gri·se·de
Bijvoeglijk naamwoord
- bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van griset
grisede, mv
- onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van griset