grensden af
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: grensden af (hulp, bestand)
Woordafbreking
- grens·den af
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afgrenzen |
grensden (...) af
- meervoud verleden tijd van afgrenzen
- Wij grensden af.
- Jullie grensden af.
- Zij grensden af.
- Wij grensden af.
Gangbaarheid
- Het woord grensden af staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.