grauwig
Uiterlijk
- grau·wig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | grauwig | grauwiger | grauwigst |
verbogen | grauwige | grauwigere | grauwigste |
partitief | grauwigs | grauwigers | - |
grauwig [1]
- niet helder (wit) van kleur
- Het boek voelt authentiek aan, het beeld is ietwat grauwig en er wordt gebruik gemaakt van een ouderwets lettertype. Soms loopt de tekst wat slordig over het beeld heen. "Het is beslist geen gewoon kookboek", stelt Tinka Leene. [2]
- Nu het zonnetje niet meer volop schijnt en de temperaturen inmiddels flink dalen, blijft er ook niet veel meer van dat vakantiekleurtje over. Helaas duurt het dan ook niet lang voordat we er een vale huidskleur aan overhouden. Gelukkig is er wel veel te doen tegen een vermoeide grauwige teint. [3]
- Toch komt de schrik. „Ik legde ’m op mijn buik, schuin, en zag de grauwige huidskleur. In zijn nek zag je dikke aderen. Ik dacht: dit is niet goed”, vertelt Jordan. Op datzelfde moment had zijn schoonzus Immeke (30) de andere jongen te pakken. Allebei rennen ze door het ondiepe water richting het strand. [4]
- Het woord grauwig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "grauwig" herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ De Telegraaf 26 jul. 2013 Bakken op z'n Zeeuws
- ↑ De Telegraaf 06 jan. 2016 Zo ga je de herfstkwaaltjes te lijf
- ↑ De Telegraaf JANNES VAN ROERMUND 04 aug. 2018 Redders van jongetjes waarschuwen voor gevaarlijke stroming bij pier
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be