goochelden
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: goochelden (hulp, bestand)
Woordafbreking
- goo·chel·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
goochelen |
goochelden
- meervoud verleden tijd van goochelen
- Wij goochelden.
- Jullie goochelden.
- Zij goochelden.
- Wij goochelden.