glipten af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • glip·ten af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afglippen

glipten (...) af

  1. meervoud verleden tijd van afglippen
    • Wij glipten af. 
    • Jullie glipten af. 
    • Zij glipten af. 

Gangbaarheid