glimmend

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • glim·mend
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen glimmend glimmender glimmendst
verbogen glimmende glimmendere glimmendste
partitief glimmends glimmenders -

Bijvoeglijk naamwoord

glimmend

  1. blinkend, glanzend
    • Hij had altijd glimmende schoenen als hij naar een belangrijke vergadering ging. 
     Na twintig jaar hard werken in glimmende kantoorgebouwen had ik behoefte aan meer natuur en avontuur.[1]

Werkwoord

vervoeging van: glimmen
verbogen vorm: glimmende

glimmend

  1. onvoltooid deelwoord van glimmen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be