Naar inhoud springen

ging af

Uit WikiWoordenboek
Versie door Kvdrgeus (overleg | bijdragen) op 18 jan 2018 om 22:08
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
  • ging af
vervoeging van
afgaan

ging af

  1. enkelvoud verleden tijd van afgaan
    • Ik ging af. 
    • Jij ging af. 
    • Hij, zij, het ging af.