giechelden
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: giechelden (hulp, bestand)
Woordafbreking
- gie·chel·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
giechelen |
giechelden
- meervoud verleden tijd van giechelen
- Wij giechelden.
- Jullie giechelden.
- Zij giechelden.
- Wij giechelden.