gibbert
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- gib·bert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
gibberen |
gibbert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gibberen
- Jij gibbert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gibberen
- Hij gibbert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van gibberen
- Gibbert!
Gangbaarheid
- Het woord gibbert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.