gereformeerd

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·re·for·meerd
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘protestant’ voor het eerst aangetroffen in 1578 [1]
  • vervoeging van reformeren: de stam met omvoegsel ge- -d [2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen gereformeerd gereformeerder gereformeerdst
verbogen gereformeerde gereformeerdere gereformeerdste
partitief gereformeerds gereformeerders -

Bijvoeglijk naamwoord

gereformeerd

  1. behorende tot een bepaalde calvinistische, protestantse kerk
    • De gereformeerde dominee hield iedere zondag een lange preek. 

Werkwoord

vervoeging van: reformeren…
verbogen vorm: gereformeerde

gereformeerd

  1. voltooid deelwoord van reformeren

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen