genezende
Uiterlijk
- ge·ne·zen·de
genezende
- verbogen vorm van de stellende trap van genezend
vervoeging van: | genezen |
genezende
- verbogen vorm van genezend, het onvoltooid deelwoord van genezen
genezende
vervoeging van: | genezen |
verbogen vorm: | genezendee |
genezende