gatig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ga·tig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen gatig gatiger gatigst
verbogen gatige gatigere gatigste
partitief gatigs gatigers -

Bijvoeglijk naamwoord

gatig

  1. vol gaten, sponsachtig, poreus
     Dat bruggetje kenden wij bijzonder goed; omdat het gatig en doorzichtig was, de planken vermolmd en de leunrees lutste, gingen wij er opzettelijk op staan wijpelen, om den wellust van 't gevaar te genieten.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron
    Steuvels, Stijn
    “Heule” (1942), Veen