gamel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ga·mel
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘eetketel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1928 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord gamel gamellen
verkleinwoord gamelletje gamelletjes

Zelfstandig naamwoord

de gamelv / m

  1. een vaak afsluitbaar keteltje bedoeld voor etenswaren, gewoonlijk gedragen door soldaten te velde
    • Mijn moeder had in de oorlog een paar gamellen. 
Synoniemen


Gangbaarheid

48 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen