gajong

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ga·jong
Woordherkomst en -opbouw

uit het Maleis [1]

enkelvoud meervoud
naamwoord gajong gajongs
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de gajongm

  1. Indisch schepemmertje
     Heel aardig beschrijft Kruyswijk een doorsnee week in Padang, van dag tot dag. De mandikamer, een hok met een grote stenen bak waarin regenwater werd opgevangen. Nooit geweten dat het steelpannetje waarmee je jezelf met het koude water overgoot een gajong heette.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

15 % van de Nederlanders;
21 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. gajong op website: Etymologiebank.nl
  2. Bronlink Weblink bron
    M. Dankers 23-06-2004
    “Vrouwen in het KNIL” (M. Dankers), Reformatorisch Dagblad
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be