gaffelt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gaf·felt

Werkwoord

vervoeging van
gaffelen

gaffelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gaffelen
    • Jij gaffelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gaffelen
    • Hij gaffelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van gaffelen
    • Gaffelt!