gaf
Uiterlijk
- Geluid: gaf (hulp, bestand)
- IPA: / ɣɑf / (1 lettergreep)
- (Noord-Nederland): /χɑf/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ɣɑf/
- gaf
| vervoeging van |
|---|
| geven |
gaf
- enkelvoud verleden tijd van geven
- Ik gaf.
- Jij gaf.
- Hij, zij, het gaf.
- Ik gaf.
- ▸ Deze wakkerheid gaf me een autonoom gevoel.[1]
- ▸ Vanaf 1971 was hij elf jaar landelijk politicus, waarvan negen jaar als leider van D66. Als het vleesgeworden redelijk alternatief gaf hij de partij na het vertrek van de flamboyante oprichter Hans van Mierlo een nieuw gezicht.[2]
- gaf op
- Het woord gaf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gaf" herkend door:
| 98 % | van de Nederlanders; |
| 94 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers

- ↑
Weblink bron Dik Verkuil“Het vertrouwen van Jan Terlouw was zijn kracht en zijn zwakte” (16 mei 2025), NOS - ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 3
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 1 lettergreep in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 94 %