fragmenteert
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- frag·men·teert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
fragmenteren |
fragmenteert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fragmenteren
- Jij fragmenteert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fragmenteren
- Hij fragmenteert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van fragmenteren
- Fragmenteert!