forfaitair
Uiterlijk
- Geluid: forfaitair (hulp, bestand)
- for·fai·tair
- afgeleid van het Franse forfaitaire of van forfait met het achtervoegsel -air
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | forfaitair | forfaitairder | forfaitairst |
verbogen | forfaitaire | forfaitairdere | forfaitairste |
partitief | forfaitairs | forfaitairders | - |
forfaitair [1]
- te voldoen als vastgesteld bedrag of in vaste termijnen
1.
- Het woord forfaitair staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "forfaitair" herkend door:
66 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be