follikel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fol·li·kel
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘zakje’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1847 [1] [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord follikel follikels
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de follikelm

  1. (anatomie) zakje, klierlobje, huidkliertje of met vocht gevulde, blaasvormige verhevenheid in het slijmvlies
Hyponiemen

Gangbaarheid

77 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen