fietsten mee

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fiets·ten mee
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
meefietsen

fietsten mee

  1. meervoud verleden tijd van meefietsen
    • Wij fietsten mee. 
    • Jullie fietsten mee. 
    • Zij fietsten mee. 


Gangbaarheid