fietsbellende
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- fiets·bel·len·de
Werkwoord
vervoeging van: | fietsbellen |
fietsbellende
- verbogen vorm van fietsbellend, het onvoltooid deelwoord van fietsbellen
vervoeging van: | fietsbellen |
verbogen vorm: | fietsbellendee |
fietsbellende