federaliseert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fe·de·ra·li·seert

Werkwoord

vervoeging van
federaliseren

federaliseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van federaliseren
    • Jij federaliseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van federaliseren
    • Hij federaliseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van federaliseren
    • Federaliseert!