federaliseren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van federaliseren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		federaliseren			te federaliseren
	toekomend		zullen federaliseren			te zullen federaliseren
voltooid	tegenwoordig		hebben gefederaliseerd			te hebben gefederaliseerd
	toekomend		gefederaliseerd zullen hebben			gefederaliseerd te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	federaliserend		gefederaliseerd			ev. federaliseer	mv. verouderd federaliseert	federalisere
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	federaliseer	federaliseert	federaliseert	federaliseert	federaliseert	federaliseren	federaliseren	federaliseren
verleden (o.v.t.)	federaliseerde	federaliseerde	federaliseerde	federaliseerde	federaliseerde	federaliseerden	federaliseerden	federaliseerden
toekomend (o.t.t.t.)	zal federaliseren	zult/zal federaliseren	zult/zal federaliseren	zult federaliseren	zal federaliseren	zullen federaliseren	zullen federaliseren	zullen federaliseren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou federaliseren	zou federaliseren	zou(dt) federaliseren	zoudt federaliseren	zou federaliseren	zouden federaliseren	zouden federaliseren	zouden federaliseren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb gefederaliseerd	hebt gefederaliseerd	hebt/heeft gefederaliseerd	hebt gefederaliseerd	heeft gefederaliseerd	hebben gefederaliseerd	hebben gefederaliseerd	hebben gefederaliseerd
verleden (v.v.t.)	had gefederaliseerd	had gefederaliseerd	had gefederaliseerd	hadt gefederaliseerd	had gefederaliseerd	hadden gefederaliseerd	hadden gefederaliseerd	hadden gefederaliseerd
toekomend (v.t.t.t.)	zal gefederaliseerd hebben	zal/zult gefederaliseerd hebben	zult/zal gefederaliseerd hebben	zult gefederaliseerd hebben	zal gefederaliseerd hebben	zullen gefederaliseerd hebben	zullen gefederaliseerd hebben	zullen gefederaliseerd hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gefederaliseerd hebben	zou gefederaliseerd hebben	zou/zoudt gefederaliseerd hebben	zoudt gefederaliseerd hebben	zou gefederaliseerd hebben	zouden gefederaliseerd hebben	zouden gefederaliseerd hebben	zouden gefederaliseerd hebben
onpersoonlijke lijdende vorm gefederaliseerd worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt gefederaliseerd				er is gefederaliseerd
verleden	er werd gefederaliseerd				er was gefederaliseerd
toekomend	er zal gefederaliseerd worden				er zal gefederaliseerd zijn
voorwaardelijk	er zou gefederaliseerd worden				er zou gefederaliseerd zijn
lijdende vorm gefederaliseerd worden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		gefederaliseerd worden			gefederaliseerd te worden
	toekomend		gefederaliseerd zullen worden			gefederaliseerd te zullen worden
voltooid	tegenwoordig		gefederaliseerd zijn			gefederaliseerd te zijn
	toekomend		gefederaliseerd zullen zijn			gefederaliseerd te zullen zijn
	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (o.t.t.)	—	—	—	—	wordt gefederaliseerd	—	—	worden gefederaliseerd
verleden (o.v.t.)	—	—	—	—	werd gefederaliseerd	—	—	werden gefederaliseerd
toekomend (o.t.t.t.)	—	—	—	—	zal gefederaliseerd worden	—	—	zullen gefederaliseerd worden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	—	—	—	—	zou gefederaliseerd worden	—	—	zouden gefederaliseerd worden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	—	—	—	—	is gefederaliseerd	—	—	zijn gefederaliseerd
verleden (v.v.t.)	—	—	—	—	was gefederaliseerd	—	—	waren gefederaliseerd
toekomend (v.t.t.t.)	—	—	—	—	zal gefederaliseerd zijn	—	—	zullen gefederaliseerd zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	—	—	—	—	zou gefederaliseerd zijn	—	—	zouden gefederaliseerd zijn