fascineer
Uiterlijk
- fas·ci·neer
vervoeging van |
---|
fascineren |
fascineer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fascineren
- Ik fascineer.
- gebiedende wijs van fascineren
- Fascineer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fascineren
- Fascineer je?
- Het woord fascineer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.