fantaseert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fan·ta·seert

Werkwoord

vervoeging van
fantaseren

fantaseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fantaseren
    • Jij fantaseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fantaseren
    • Hij fantaseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van fantaseren
    • Fantaseert!