fading

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fa·ding
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘sluiereffect’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1929 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord fading fadings
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

fading v / m [3]

  1. verschijnsel dat de sterkte van ontvangst van elektromagnetische golven plotseling wegzakt en daarna weer terugkomt

Gangbaarheid

48 % van de Nederlanders;
50 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen