evoqueert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • evo·queert

Werkwoord

vervoeging van
evoqueren

evoqueert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van evoqueren
    • Jij evoqueert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van evoqueren
    • Hij evoqueert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van evoqueren
    • Evoqueert! 

Gangbaarheid