energiek

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ener·giek
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen energiek energieker energiekst
verbogen energieke energiekere energiekste

Bijvoeglijk naamwoord

energiek

  1. vol persoonlijke energie
    • Hij was duidelijk het energiekste lid van het groepje. 
     Het was de 18-jarige Goldie uit Oostenrijk, een energieke stuiterbal met een opvallend harde stem.[1]
Synoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018),
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be


Afrikaans

stellend attributief vergrotend overtreffend
energiek energieke energieker energiekste

Bijvoeglijk naamwoord

energiek

  1. energiek