eglantieren
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: eglantieren (hulp, bestand)
- IPA: / ˌɛɣlɑnˈtirə(n) / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- eg·lan·tie·ren
Woordherkomst en -opbouw
- eglantier met de uitgang -en
Zelfstandig naamwoord
de eglantieren mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord eglantier
- ▸ Even nog klonk de slag der rappe hoeven over de stenen van een kleine dorpsstraat, een brug, maar daarna stoof de mulle grond onder hen uit tussen de wilde eglantieren, tot waar het woud begon.[1]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'eglantieren' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Robert Franquinet“Marat, de marskramer.” (1952), Hofboekerij, Heemstede / Hasselt, p. 208 op nrc.nl