egaliseer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ega·li·seer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
egaliseren |
egaliseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van egaliseren
- Ik egaliseer.
- gebiedende wijs van egaliseren
- Egaliseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van egaliseren
- Egaliseer je?