economaat

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • eco·no·maat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord economaat economaten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de economaatm

  1. afdeling die zorgdraagt voor de financiën
     Hoe dat begrotingstekort wordt weggewerkt, is een verantwoordelijkheid van het parochiebestuur, die dat doet in goed overleg met het economaat van het aartsbisdom.[1]
  2. huishoudelijke dienst, afdeling die de voorraad kantoorbenodigdheden beheert
     Ora et labora, bid en werk, is hun devies. Gemeenschapstaken combineren ze met een hoofdbezigheid: archief en bibliotheek, moestuin en ziekenboeg, keuken en wasserij, het economaat of de brouwerij.[2]
     Zo was laatst het printerpapier op. Ik dus naar het economaat om snel even 2 dozen op te halen. De man zit daar op een jaar voorraad papier maar vroeg me doodleuk of ik eerst het online formulier wilde invullen.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron “Priester Wissink: 'Kardinaal Eijk verwoest bisdom'” (17-01-2015), Tubantia
  2. Bronlink Weblink bron
    bbd
    “Westvleteren: waar het monastieke leven een call-center nodig heeft” (15/10/2011), De Standaard
  3. Bronlink Weblink bron
    Simon Desmet
    “Milano – Piano piano” (04/11/2013), De Standaard