dwarsboomt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dwars·boomt

Werkwoord

vervoeging van
dwarsbomen

dwarsboomt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dwarsbomen
    • Jij dwarsboomt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dwarsbomen
    • Hij dwarsboomt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van dwarsbomen
    • Dwarsboomt!