drum
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
- drum
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘slaginstrument’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1934 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | drum | drums |
verkleinwoord | drummetje | drummetjes |
Zelfstandig naamwoord
drum m
- vat vooral van vloeistoffen als olie, olievat
- trommel van een drumstel
Werkwoord
vervoeging van |
---|
drummen |
drum
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van drummen
- Ik drum.
- gebiedende wijs van drummen
- Drum!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van drummen
- Drum je?
Gangbaarheid
- Het woord drum staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "drum" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.