doorwintert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • door·win·tert

Werkwoord

vervoeging van
doorwinteren

doorwintert

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorwinteren
    • ... dat jij doorwintert. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorwinteren
    • ... dat hij doorwintert. 
vervoeging van
doorwinteren

doorwintert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorwinteren
    • Jij doorwintert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorwinteren
    • Hij doorwintert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van doorwinteren
    • Doorwintert! 

Gangbaarheid