doorging
Uiterlijk
- Geluid: doorging (hulp, bestand)
- IPA: / ˈdorɣɪŋ / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈdɔːrχɪŋ/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈdɔːrɣɪŋ/
- door·ging
vervoeging van |
---|
doorgaan |
doorging
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van doorgaan
- ... dat ik doorging.
- ... dat jij doorging.
- ... dat hij, zij, het doorging.
- ... dat ik doorging.
vervoeging van |
---|
doorgaan |
doorging
- enkelvoud verleden tijd van doorgaan
- Ik doorging.
- Jij doorging.
- Hij, zij, het doorging.
- Ik doorging.
- Het woord doorging staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.