dolerse
Uiterlijk
- do·ler
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
dolerse |
dolía |
dolido |
volledig |
dolerse
- wederkerend zich beklagen
- (~ de) betreuren, bedroefd zijn over, spijt hebben van
- weeklagen
- (~ con) medelijden hebben met
- dolerse in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española